Poker

verhalenonserieus /// pdf

“Ik wil Blackjack spelen.”

De portier van het casino fronste de wenkbrauwen toen hij het mannetje zag dat net was binnengekomen. Pijkenaas wist best dat hij er niet normaal uitzag. Een sjofel voorkomen, warrig haar en kleren in zoveel kleuren dat je ogen er pijn van deden. En dan was er ook nog die stofzuiger, die met twee riemen aan zijn rug was bevestigd. Maar dat was de bedoeling. Hij had zijn tegenstanders al vaker met zijn uiterlijk verblind.
Ook met deze portier was het niet anders. Geheel naar verwachting begon de man te grijnzen en wees naar de trap achter hem. “Blackjack? Dan moet je hier naar beneden. Eerste gang links en dan helemaal op het einde rechts.”
Pijkenaas bedankte hem met een blik van naïeve geestdrift. Hij daalde de trap af en voelde het meewarige hoofdschudden van de portier in zijn rug. Het gaf hem vertrouwen in de goede afloop. Hij was Pijkenaas. Hij was een held. En hij had zijn stofzuiger mee. Wat kon er misgaan?

De trap leidde naar een doolhof van gangen en deuren. De ruimte was zwak verlicht en het was er onbehaaglijk warm. Hij nam de eerste gang links. Zijn pas versnelde telkens hij een deur passeerde. Zijn ademhaling werd heviger bij elke stap, de opwinding klopte in zijn keel.
“Nee,” dacht hij. “Zo niet.” Hij stopte, rustte even uit. Toen ging hij weer op weg, langzamer nu. Zijn gezicht schoof terug in een opgewekte plooi.
Net toen de gang leek dood te lopen, ontwaarde hij een kleine deur aan zijn rechterkant. Hij klopte aan, wachtte niet op antwoord, en stapte binnen.

Het was een zwarte kamer, slechts verlicht door één kaars, midden op een eenvoudig tafeltje. Het was er rommelig. De ruimte leek verlaten, maar er hing een aanwezigheid in de lucht. Toen viel zijn blik op een volledig in het zwart geklede gestalte in de hoek, die langzaam uit een zetel rechtkwam.
Pijkenaas stapte op hem af en stak zijn hand uit. “Meneer Blackjack.”

De man keek hem koeltjes aan, zijn blik verscholen achter twee donkere brillenglazen.
“Aangename kennismaking. Mijn naam is Pijkenaas!”
De man bleef zwijgzaam en keek hem taxerend aan. Een klein trekje van zijn mondhoek gaf het teken waarop Pijkenaas had gewacht. Een lichte grijns, nauwelijks zichtbaar, die gauw weer werd strakgetrokken.
“Je wilt spelen?” vroeg Blackjack. Hij negeerde de uitgestoken hand.
“Graag!” zei Pijkenaas onverstoord.
“Wat is de inzet?”
“Mijn verbeelding. En de uwe.”

De zwarte brillenglazen gaven geen emotie prijs. Pijkenaas zag er slechts zichzelf in, en greep de kans om nog even zijn haar goed te leggen. Blackjack keek hem een tijdlang smalend aan. Toen haalde hij de schouders op. “Goed.”
Ze gingen aan het tafeltje zitten in het midden van de kamer, met de kaars tussen hen in. Weer voelde hij hoe de zwarte brillenglazen hem probeerden te doorgronden. “Intimidatie, zoals verwacht,” dacht Pijkenaas achter zijn dromerige blik, en hij begon breed te glimlachen. “Zullen we maar meteen beginnen?” vroeg hij gretig.
Dat leek Blackjack gerust te stellen. Zelfzeker leunde hij achterover in zijn stoel. Hij haalde een stapel kaarten tevoorschijn en deelde twee kaarten uit. De brillenglazen bleven onafgebroken op Pijkenaas’ gezicht rusten. Zijn gezicht bleef onbewogen toen hij zijn kaarten omdraaide. Een 5 en een 9. Pijkenaas deed hetzelfde. Een 7 en een 10.

“Zeventien,” zei Pijkenaas triomfantelijk. “Ik heb gewonnen.”
Blackjack keek hem hooghartig aan.
“Het leven is een spel, jongen,” zei hij, alsof hij hem een lesje wilde leren.
“Een spel dat u verloren heeft,” zei Pijkenaas onverzettelijk.
“Je speelt het spel volgens de regels.”
“U hebt nagelaten de regels te vermelden. Dus wint degene die het eerst de regels vastlegt.”

Toen haalde Pijkenaas zijn laatste troef boven: Hij liet zijn masker van simpelheid vallen en boorde zijn blik in de zwarte brillenglazen. Er volgde een woordenloze strijd. Minutenlang zaten ze tegenover elkaar en keken elkaar zo strak aan dat de lucht tussen hen verhitte.

Uiteindelijk verschenen barsten in Blackjack’s brillenglazen. Ze spatten uiteen en onthulden de blik van een gewone man, die wist dat hij verloren had. Pijkenaas haalde de stofzuiger van zijn rug en stapte op Blackjack af. Hij keek hem vernietigend aan en stak de hals van de stofzuiger naar hem uit.
“Tegen je oor,” zei hij dwingend.
Blackjack aarzelde.
“TEGEN JE OOR!” riep Pijkenaas. Blackjack kon niet anders dan gehoorzamen.

#

De deur van het casinogebouw schoof open. Ontspannen fluitend stapte Pijkenaas naar buiten. Op zijn rug hing de stofzuiger, een beetje voller dan toen hij er was binnengekomen.

“Een bescheiden vangst, naar verwachting,” dacht hij. “Maar de overwinning is binnen.”
Wat maakte het uit? Hij was Pijkenaas. Hij was een held. Hij had gewonnen, en dat was genoeg.

© Bavo De Cooman, 2009-2012

Plaats een reactie